Ruim 2 maanden is hij nu bij ons, ons nieuwe fluffy familielid Sjimmie the cat. Het was wel even een dingetje, een andere katje nemen terwijl we nog steeds ergens de hoop hebben dat Sammie ooit nog gevonden wordt. Maar die kans is klein, ze is al sinds half april vermist, geen enkele zoektocht heeft iets opgeleverd en we realiseren ons dat lieve bolle Sammie waarschijnlijk niet meer leeft. We hebben van Sammie genoten en zijn dankbaar dat zo’n ontzettend lieve stoeipoes bij ons heeft mogen leven. We missen haar dagelijks en heel soms denken we dat we haar zien, maar ze is het nooit. Ik hoop dat ze toch ergens een nieuw huisje heeft gevonden en schandalig wordt verwend. En dat ze haar nieuwe personeel de oren van het hoofd lult, want daar was ze ontzettend goed in, vooral als je zelf net die heerlijke slaap-sluimerfase inging. En ik hoop dat haar nieuwe personeel geen houten trap heeft, want als je toch alsnog, na dat kattengelul, eindelijk in slaap was gesukkeld, leek het wel of er een infanterie gevechtstank de trap op denderde. Sammie was nou eenmaal niet de lichtvoetige dwerg onder de poezen.

Maar we misten een huisdier en ik ben een sucker voor de asiel-stumpers. Voor mij geen raskat waar ik een godsvermogen voor moet dokken of een schattige kitten. Die vinden hun personeel toch wel. Ik red nou eenmaal liever een dier van een dood die ze niet verdienen, alleen omdat niemand ze uiteindelijk ophaalt uit een asiel. Die drang om zielige rakkers te redden heeft in het verleden niet tot de makkelijkste viervoeters geleid, maar het is het telkens meer dan waard geweest. Het zijn stuk voor stuk de allerliefsten geweest en ze zijn stuk voor stuk oud mogen worden bij mij. En dus viel ik als een blok voor Sjimmie. Daar stond hij hoor, een beetje stoer te prijken op de website van een Amsterdams asiel. Met zijn grote groene ogen, een rare inkeping in zijn oor en zijn kromme voorpootjes. Gevangen in een parkeergarage, al 240 dagen in het asiel en de eerdere poging tot plaatsing was helaas mislukt. Van parkeergarage naar asiel, van asiel naar alleenstaande man en van alleenstaande man weer keihard terug richting asiel. Dan breekt mijn hart en het gevoel dat Sjimmie gewoon bij ons in huis hoorde liet niet los.
Dus afspraak gemaakt en we mochten het mormel komen bewonderen. Daar zat hij, bovenop zijn veilige troon. En damn, we mochten hem nog meenemen ook. We waren met vlag en wimpel geslaagd voor de 8 pagina’s tellende vragenlijst van de strenge asiel-ballotage-commissie. Als het écht niet zou lukken zouden we hem binnen 6 weken terug mogen brengen want ja, het was een katje met een trauma. Tsss, dat moet je nou nét tegen mij zeggen.. No fucking way (alhoewel er een momentje is geweest dat we getwijfeld hebben of hij ooit gelukkig zou kunnen worden bij ons). De jongen die hem al die tijd verzorgd had heeft echt met pijn in zijn hart wel een half uur afscheid genomen van zijn vriendje. Dus daar gingen we. Met zijn telefoonnummer op zak en Sjimmie in een geblindeerde kattenmand.
Nou wisten we dat we een enorme bange poeperd met één of ander trauma in huis zouden nemen, waar we alleen met héél veel geduld iets mee zouden kunnen bereiken, maar dit exemplaar won de hoofdprijs in de schijtlaars-competitie. Hij schoot thuis onder het logeerbed en heeft zich 14 dagen niet verroerd. De eerste 4 dagen at en dronk hij niets, ging niet op de bak en de kans dat hij terug moest naar het asiel werd steeds groter. Nog een dag zonder eten en drinken ging hij niet meer vol houden zonder ziek te worden. En Sjimmie zou Sjimmie niet zijn als hij niet halverwege de vijfde dag iets at. Heel moeizaam, dat wel. Ik lag gestrekt naast het logeerbed met een beetje eten op een lange pollepel want dichtbij komen was onmogelijk. Euforisch was ik dat het mormel er even aan likte. Veel verder dan een likje aan de pollepel kwam ik niet (ook omdat mijn armen inclusief pollepel niet lang genoeg waren om überhaupt een beetje in de buurt te komen), maar het begin was er.



Langzaamaan begon hij af en toe ’s nachts als het heel stil was onder het bed vandaan te komen. Maar zodra hij ook maar iets hoorde rende hij terug naar zijn vertrouwde plek onder het bed om daar vervolgens de rest van de dag een beetje onzichtbaar te wezen. Tot dierendag. Op dierendag had hij ineens besloten om een beetje stoer te gaan doen, onder het bed vandaan te komen, heel voorzichtig een kopje te geven en zijn hokje in zijn krabpaal in gebruik te gaan nemen. En meneer ging ineens heel zachtjes piepen en miauwen als we naar bed gingen. Dus ik heb die avond in het logeerbed gelegen bij Sjimmie en af en toe ben ik even in mijn eigen bed gaan slapen, ervaring zat met een huilbaby..
Inmiddels loopt hij vrij over de eerste verdieping. Nog steeds enorm op zijn hoede en bij elk geluidje sjeest hij terug naar zijn veilige hokje. Maar hij vertouwt ons. Hij durft nog steeds niet de verdieping af en ik heb het bange vermoeden dat dat nog een lang proces gaat worden, dus we zitten hem regelmatig op ‘zijn’ kamer te verblijden met ons gezelschap. Hij heeft mij dit moment even tot ‘zijn mens’ gebombardeerd, maar die grote lange vent behoort inmiddels ook tot de incrowd die hij kan vertrouwen. Hij zit ’s morgens op de overloop te wachten tot we naar beneden komen, speelt met ons en knuffelt als de beste. Het is af en toe net een verliefde puber. De held durft al met zijn gecastreerde kont op de vensterbank te gaan zitten, maar als het pampasgras buiten waait in de wind is dat heel eng. Zijn ontdekkingstocht is begonnen, met hele kleine stapjes komen we steeds een klein stukje verder. En ik hou van hem, mijn kleine grote held.